Vreemde badgasten
Eerst de tuin of eerst het huis? Dat was de vraag toen we hier kwamen wonen. Beiden schreeuwden om aandacht, maar omdat de tuin het huis over begon te nemen, begonnen we buiten. Uit de kluiten gegroeide rozenstruiken en brandnetels maakten de tuin vrijwel onbegaanbaar. Maar niet voor de reeën en vossen die zich daar helemaal in hun element voelden. Een torenhoge muur van woekerende bamboe hield de grote vijver met kikkers verborgen en in de weilanden namen brandnetels en bramen het over.

Het grappige is dat we juist die woeste natuur zo mooi vonden aan de plek. Het had iets magisch en het was bijna alsof we in een sprookje waren beland. Met frisse tegenzin moesten we hier weer een knappe tuin van maken.We hadden weinig kennis over planten en bomen en hoe tuinonderhoud op een boerderij eigenlijk ging. De tuin van ons vorige huis was peanuts vergeleken bij dit. Zo dachten we dat om te beginnen we al het groenafval maar in groencontainers (formaat bouwcontainer) af moesten laten voeren. Beginnersfoutje waar we gelukkig al snel achter kwamen omdat een boer die vroeger onderhoud deed aan dit land ons vertelde waar op ons terrein de oorspronkelijke houtwallen waren. Mocht je, net als wij destijds niet weten wat een houtwal is, dit is een hoop waar takken en snoeiafval opgegooid wordt. Dit zakt na verloop van tijd in en is een fijne schuilplaats voor allerlei grote en kleine dieren.
De houtwal groeide en groeide. Op een gegeven ogenblik verschenen er hutten in. Want die enorme houtwal schijnt niet alleen de perfecte plek voor beestjes te zijn maar ook voor kinderen. Uren spenderen ze daar met het koekeloeren naar krioelende insecten die goed verzorgd werden met schalen water en bordjes met bladeren en brood. De kinderen leren ook nsteeds meer over de natuur en weten inmiddels dat wormen geen brood eten…

Toen de woestenij steeds meer op een tuin begon te lijken, zagen we een grote variëteit aan bomen en planten. Zo vonden we walnotenbomen (die groeien vaak bij oude boerderijen om de muggen weg te houden), vlieren, fruitbomen, druiven, rozen, beuken en nog veel meer. Onze kennis over de natuur groeide per soort dat we ontdekten. Daarom lieten we ook velden met brandnetels en bramen staan. Want we leerden dat onkruid een verhaal verteld over wat de bodem nodig heeft en het “repareert” met onkruid en dat brandnetels juist super goed zijn voor ongelooflijk veel soorten vlinders en andere insecten.
Maar goed, op een dag was het buiten stil, te stil voor het aantal kinderen dat bij ons zonen speelden. Het was mooi weer en ik dacht dat ze ergens in de weilanden waren, maar zag de hond kwispelen voor de badkamerdeur. Mijn nieuwsgierigheid werd gewekt en ik riep: “gaat alles goed?” Het antwoord was: “jaaa?” Ik hoorde gegniffel en voelde nattigheid. “Mag ik binnenkomen?”, vroeg ik. Weer was het antwoord: “jaaa?” Toen ik de badkamerdeur open deed, kwam een bedwelmende vissige geur mij tegemoet. Ik zag 5 koppies mij ietwat onzeker, maar lachend aankijken. Tussen hen, op hen en overal waar ik keek, zag ik kikkers! Ze zwommen in het bad, in de wasbak en ook op de vloer was het een drukte van jewelste.

De kikkers kregen zwemles van het clubje 9 en 10 jarigen. Ja, daar kon ik natuurlijk niet boos om worden. Maar de groene gasten moesten wel meteen de badkamer verlaten en voorzichtig terug in de vijver worden gezet.
Het scheelt dat de badkamer aan de tuin grenst vlakbij de vijver. Na een grondige check ben ik eerst de badkamer gaan boenen. De klussen in de tuin konden nog wel even wachten.